Op een druilerige herfstdag kreeg ik een telefoontje van een klant. Al snel bleek dat hij doodsbang was.
De man en zijn echtgenote bleken te worden bedreigd. De daders hadden zelfs juist een bezoekje aan zijn huisadres gebracht en hem aan alle kanten onder druk gezet. Op mijn vraag waarom hij de politie niet had ingeschakeld, kreeg ik als antwoord dat dat niet kon.
Ik bleef informeren hoe het zat. Maar de man wilde dat over de telefoon niet aan me kwijt. Alleen tijdens een persoonlijk gesprek was hij bereid om opheldering geven.
Ik vroeg me af of ik de reis naar deze klant wel wilde maken. Je weet in zo’n geval immers niet waarin je je mengt. Ik besloot om te gaan maar om wel extra voorzichtig te zijn. Bang was ik niet. Ik bedacht me dat de bedreigers net aan de deur zouden zijn geweest en vast en zeker niet meteen zouden terugkeren.
De tocht zou ongeveer een uur duren. Al na een half uur hing de man opnieuw aan de lijn. Hij zei niets. Op de achtergrond klonk echter dreigende taal die er niet om loog. De bedreigers waren dus toch weer bij hem opgedoken. “Heb je gehoord wat ze schreeuwden”, vroeg mijn cliënt na een tijdje. Ik had alles gehoord.
Terwijl ik doorreed, groeiden mijn twijfels over deze opdracht. Weer ging mijn telefoon: een collega. Hij vroeg of ik het druk had. Ik vertelde dat ik onderweg was en wat er aan de hand was.
Mijn collega reageerde onmiddellijk. “Ben jij wel goed bij je hoofd om daar alleen naartoe te gaan”, vroeg hij. En zonder op mijn antwoord te wachten: “Onder géén voorwaarde ga je daar alleen heen. Ik kom er nu aan om back up te geven als het misgaat.”
Terwijl hij nog een beetje zat te mopperen bedacht ik me hoe fijn ik het vond dat hij vanuit het zuiden van het land mijn kant uitkwam. Collega’s die elkaar door dik en dun steunen. Hoe mooi is dat?
Toen we allebei bij de klant waren gearriveerd, parkeerden we onze auto’s op een handige plek: een locatie waar we direct konden wegrijden. We inspecteerden de omgeving en belden aan bij de opdrachtgever.
Eenmaal binnen, troffen mijn collega en ik een echtpaar dat de wanhoop nabij was. Op hun tafel lag een pistool. Op de bank zat een beer van een vent: zo’n driedubbel gespierde kleerkast van het type Rambo.
De bodybuilder bleek al een paar dagen bij het bedreigde paar te logeren. Hier zit iets volledig mis, schoot er door mijn hoofd.
Aan de keukentafel hoorden mijn collega en ik het verhaal aan.
De belaagde echtelieden bleken beiden een goede baan bij hetzelfde bedrijf te hebben gehad. Bij een reorganisatie waren de twee echter gelijktijdig ontslagen. Een gigantische terugval in hun inkomen was het gevolg geweest. Er was steeds meer financiële ellende bijgekomen. En juist in die tijd had zich hun ‘redder in nood’ aangediend.
Die plaatsgenoot had heel ‘ruimhartig’ aangeboden om te helpen. Als de man en de vrouw een paar wietplantjes op de zolderverdieping van hun woning zouden gaan kweken, zouden zij snel van hun misère af zijn, was het veelbelovende verhaal van de plaatsgenoot geweest.
Het paar had besloten het erop te wagen. Met alle gevolgen van dien. Nog voor de eerste hennepoogst was de politie de kwekerij op het spoor gekomen. De heer des huizes was zelfs even in hechtenis genomen. Maar hij had de politie niets verteld, zei hij ons. Hij was veel te bang geweest voor de gevolgen.
Gevolgen kwamen er alsnog. De criminele organisatie die achter de wietteelt schuilging was ‘not amused’. Er was geïnvesteerd in het kwekerijtje op de zolder maar er was geen opbrengst gekomen. En dát was wel de bedoeling. De bedreigingen waren sindsdien niet van de lucht.
De twee doodsbenauwde echtelieden hadden hun kinderen ondergebracht op een veilig adres: hun kroost logeerde bij opa en oma. Maar terwijl wij met het paar in gesprek waren, bleek dat dat adres allerminst bescherming zou gaan bieden. De belagers wisten precies waar de kinderen zich bevonden.
Het was ons wel duidelijk hoe het zat. Voor deze twee mensen was het van het grootste belang dat zij snel beveiligd werden. De man had zelfs een paar duizend euro aan contanten klaarliggen om ons te betalen. Tot woede van zijn vrouw die helemaal niet wist dat hij geld opzij had gelegd en al wekenlang zwaar had bezuinigd op de boodschappen.
Ik hakte de knoop door en vertelde de twee dat ik hun zaak niet ging oppakken. Ik probeerde het paar er bovendien van te overtuigen dat de weg naar de politie de enige goed weg was. Mijn collega was het daar roerende mee eens. Hij stond op en riep: “Als jullie de politie niet inschakelen, dan doe ik het! Jullie hebben geen keus! Of wil je soms dat die lui je kinderen straks wat aandoen?”
De twee zaten als geslagen honden aan tafel. Ze hadden geen idee wat ze nu moesten gaan doen.
We gaven het echtpaar het advies om de politie te informeren en daarbij man en paard te noemen. Meer konden we niet doen. We namen afscheid en vertrokken. Op de weg terug belde mijn collega de recherche in dat gebied om het voorval te melden.
Gelukkig volgden de man en de vrouw onze tips op. Ze konden ook niet anders. Al de volgende dag stapten zij naar de politie en gaven zij openheid van zaken.
Kort erna las ik in de krant dat de politie in die regio een criminele groepering had opgerold die dik in de hennephandel zat. Stiekem hoopte ik dat mijn collega en ik daaraan een steentje hadden bijgedragen.